Wie ben ik om te stralen?

Over het impostersyndroom als vrouwelijke wond

Er zijn van die momenten waarop je even boven jezelf uitstijgt.
Je doet iets moois. Je bereikt iets. Je deelt iets echts.
En heel even voel je het: trots, inspiratie, levendigheid.
Maar nog voor het zich echt nestelt in je lijf,
kruipt er iets anders binnen.
Twijfel. Schaamte. Het knagende gevoel dat je dit eigenlijk niet verdient.
Dat het toeval was.
Dat jij alleen maar iets nadoet, en straks door de mand valt.

Die innerlijke stem — vaak subtiel, soms venijnig — fluistert:
Wie ben jij om dit te doen?
Wie ben jij om te stralen?

Het is wat we het impostersyndroom noemen.
Maar voor veel vrouwen is het meer dan een ‘syndroom’.
Het is een erfstuk.
Een collectieve wond.
Een diep ingesleten patroon van zelfverkleining
dat zich vermomt als bescheidenheid, maar geworteld is in angst.

Wat is het imposter syndroom

Vrouwen die pleasen, perfectioneren, geven en zorgen
dragen vaak een leven lang een stille twijfel met zich mee.
Een onvermogen om zichzelf volledig te erkennen.
Want ergens diep vanbinnen leeft nog steeds het idee
dat je eerst ‘écht goed genoeg’ moet zijn
voor je iets mag claimen. Voor je mag stralen.

En dus blijf je wachten.
Op toestemming.
Op het juiste moment.
Op die ene dag waarop je je wél volledig zeker voelt.
Maar die dag komt zelden.

Want zolang je je waarde blijft meten aan de blik van de ander,
zul je altijd blijven twijfelen.
Niet omdat je nep bent —
maar omdat je nooit geleerd hebt jezelf te geloven.

Historische wortels: het zwijgen van vrouwenstemmen

Het impostersyndroom leeft sterk onder vrouwen
omdat we eeuwenlang zijn geleerd dat onze stem verdacht is.
Dat vrouwelijke intuïtie ‘zweverig’ is.
Dat vrouwelijke kracht ‘emotioneel’ is.
Dat vrouwelijke wijsheid ondergeschikt is aan wetenschappelijke, rationele, mannelijke autoriteit.

Van de heksenjachten tot het stilzwijgen van vrouwelijke denkers,
van het onderwijssysteem tot de boardrooms:
vrouwen werden eeuwenlang op hun plaats gehouden —
en dat plaatsje was meestal kleiner dan hun eigen ziel.

Wat vandaag voelt als een persoonlijk gebrek aan zelfvertrouwen,
is vaak een collectief gevolg van generaties onderdrukte vrouwelijke aanwezigheid.
Een zachte stem die steeds weer overstemd werd,
tot ze zelf begon te fluisteren dat ze niet te vertrouwen was.

Psychologie en pleasen: het masker van ‘ik weet het ook niet hoor’

Het impostersyndroom voedt zich met precies dat gedrag
dat vrouwen zo goed zijn gaan beheersen:
afzwakken, relativeren, jezelf kleiner maken dan je bent.
Je zegt dingen als:
“Ach, ik had gewoon geluk.”
“Het is maar een probeersel hoor.”
“Ik weet het ook niet beter dan jij.”

Maar diep vanbinnen weet je dat dat niet waar is.
Er zit wijsheid in jou. Ervaring. Inzicht. Schoonheid.
Niet als resultaat van perfectie, maar als gevolg van geleefd leven.

En het wordt tijd dat je haar de ruimte geeft.
Dat je je plek inneemt, niet met bewijsdrang,
maar met aanwezigheid.

Spiritueel perspectief: stralen is geen arrogantie

In spirituele zin is jezelf klein houden niet nederig,
maar een vorm van energieverspilling.
Je houdt het licht in je binnen,
uit angst voor afwijzing —
terwijl datzelfde licht precies is
waarmee jij de wereld verzacht, verwarmt en verrijkt.

Thuiskomen in jezelf betekent ook:
leren ontvangen dat jij iets te geven hebt.
Dat jouw woorden ertoe doen.
Dat jouw creatie, jouw aanwezigheid, jouw weten
niet zomaar toevallig is,
maar gedragen wordt door iets groters.

En wie ben jij om dat niet te eren?

De uitnodiging

Je hoeft niet te wachten tot je geen twijfels meer voelt.
Je hoeft niet ‘af’ te zijn om zichtbaar te mogen zijn.
Je mag leren spreken met knikkende knieën.
Je mag schrijven, delen, creëren, leiden,
terwijl je nog steeds af en toe denkt dat je niet genoeg bent.

Want wie straalt, straalt niet omdat ze zeker is,
maar omdat ze verschijnt ondanks de twijfel.

En dat — dát is echte kracht.

 

Volgende
Volgende

Wanneer de volle maan jouw Yoni aanraakt